De man gaf gas en draaide zijn scootmobiel even verderop, tussen de urnenmuur en de container voor verflenste festoenen. Daarna ging ik hem voor naar het graf van Die-en-die.
De man had me aangehouden op het middenpad van de begraafplaats en gevraagd naar de laatste rustplaats van Die-en-die. Ik kende Die-en-die wel. Hij was de geestelijke die Vader had bijgestaan voordat hij stierf. Enkele jaren geleden overleed hij zelf.
“Ik weet het wel.” knikte ik. “Ik wijs het u.” En toen had de man in de scootmobiel dus eerst moeten draaien. Tussen die muur en de container.
“Kijk.” zei ik even later, bij het veldje waar de clerus was bijgezet, “Daar ligt hij.” De man met de scootmobiel draaide een kwartslag en keek naar het graf.
“Daar ligt hij.” mompelde hij.
[Hij zweeg. Ik maakte me tersluiks van hem los. Vader wachtte tenslotte ook nog.]
Geef een reactie op peer Reactie annuleren