“Het begon met borstkanker.” De jongen klonk onbewogen. “Bij de operatie is iets misgegaan.”
Hij kuchte. Met de achterkant van een hand veegde hij langs zijn mond.
“Ma rookte als een ketter. En van de ene op de andere dag stopte ze.” Hij sloeg zijn ogen op. “Raar toch? Dat vond mijn zus ook.” Met de ellebogen op zijn knieën wreef hij de vingertoppen langs elkaar. De jongen keek weg. “Maar goed.” loog hij.
“De kanker was uitgezaaid.” kwam dan toonloos. “Naar de hersenen.” Hij zuchtte stil. “Ze hebben drie tumoren ontdekt. Eén drukte tegen het verslavingscentrum.” De vingers bleven wrijven. “Ooit van gehoord, een verslavingscentrum?”
De jongen kruiste zijn armen als hij zich rechtte.
“Het duurde niet lang.” zei hij. Hij kuchte weer. “Het was een mooie begrafenis.”
[Met de achterkant van een hand veegde hij een eind aan zijn relaas. “Nou lust ik wel een bakje.” zei hij.]
Plaats een reactie