|
“Wat heb jij?” schrok Brrrr toen ik thuiskwam van de bakker. “Waarom heb je blote voeten? En waar zijn je teenslippers?”
“Hier!” snauwde ik en smeet de rotdingen in een hoek. “Ik loop voor gek met die ouwerwetse dingen! Ze zijn zó passé! Ik doe ze nooit meer aan!”
Eerder die ochtend had Brrrr mij spottend gevraagd waarom ik in hemelsnaam sokken draag met dit weer.
“Omdat mijn blote voeten in schoenen gaan stinken.” zei ik. “En dan heb je nog sandalen en slippers, maar die zijn of te achterlijk om mee gezien te worden of schieten steeds van mijn voeten af.”
“Teenslippers dan?” vroeg Brrrr. “Ik heb er nog een paar.” En zo was het dus gekomen.
[Dat het leertje van de teenslipper onderweg naar de bakker steeds dieper in mijn vlees was gesnoerd, dat mijn voeten zich steeds krampachtiger begonnen te gedragen en dat ik uiteindelijk liep als een vierdaagseloper op vrijdag, heb ik maar niet verteld. Afzien van schoeisel op grond van een modebeginsel leek me stoerder.]
Plaats een reactie