|
Ik heb al een hoop huisdieren versleten. En allemaal zijn ze voortijdig aan hun einde gekomen. Huisdier zijn is, bij mij, een riskante zaak. De kans dat je het overleeft is nagenoeg nihil.
Kuifje, het schaap, bijvoorbeeld: vergiftigd. Charlie, de beagle, gestolen. Een marmot (of hamster – ik haal ze altijd door mekaar) zonder naam, weggegooid (wat wist ik van winterslaap?). Remy, de eerste Noorse boskat, verdwenen. Dennis, zijn broertje, overreden. En, oja, drie Japanse meeuwtjes: doodgevroren toen ik een weekendje weg was (ik had, heus, echt waar, nog geïnformeerd bij het KNMI, maar die wisten van geen vorst).
Het is, je begrijpt het, dan ook uitzonderlijk dat een dier onder mijn zorg de pensioengerechtigde leeftijd haalt. Met onze drie katten hebben we besloten dat dit nu het geval is: elf en twaalf is in een poezenleven een respectabele leeftijd. Zolang heb ik nog nooit iets in leven weten te houden.
Dus krijgen ze vanaf vandaag seniorenvoedsel.
[Wat het verschil is met gewoon voer weet ik eigenlijk niet. Zou er ook speciaal bejaardenvoer voor mensen zijn? Toch es aan mijn moeder vragen.]
Plaats een reactie