De man baande gestaag voort met ’n blauw rugzakje in z’n hand. Achter ‘m liep ’n meisje. Ze droeg ook ’n tas bij zich. Zo één die eigenlijk over de schouder gedragen moest worden. Maar ’t meisje droeg de tas aan de riem, waardoor ie heen en weer ging als ’n wichelroede in de handen van Meester Kackadoris. Regelmatig stuiterde die tegen of tussen de benen van ’t meisje, dat daardoor slechts met moeite meekwam met de man. Af en toe moest ’t versnellen om de achterstand in te lopen.
De man was zwijgzaam, terwijl ’t meisje honderduit sprak. In de manier waarop ie liep, gestaag, zei ik al, en stil, vermoedde ik ’n Groot Spijt.
Bij ’t schoolplein gaf ie haar ’t rugzakje. En zonder afscheid te nemen draaide die zich om.
Plaats een reactie