|
D’r was ’n vriendelijke inboorjongeling die ons met alle genoegen vertelde over ’t leven op ’n geïsoleerd eiland.
“Ik ben geen echte eilander,” zeidie, “omdat ik hier niet geboren ben.” Hij keek dromerig naar buiten. “Maar ik ben hier wel thuis.” De knaap glimlachte — alsof ie verliefd was. “Ik wil hier later ook zeker gaan wonen.”
Toen keek ie ons aan. We hadden onze handen in mekaar gestoken. Dat zag de knaap. Hij leek te blozen.
“Maar eerst wil ik naar ’t vasteland.” zeidie. “Voor verkering.” Hij knikte bijna onmerkbaar. “Hier wordt teveel geroddeld.” Dat laatste had ie aarzelend, fluisterend bijna, uitgesproken.
[We keken mekaar niet aan, Brrrr en ik, noch zeiden we ’n woord. Maar we beseften wel dat we geen dag te vroeg waren gekomen.]
Geef een reactie op Jaartal Reactie annuleren