|
’n Speurgroep wekte ons in ’t park, waar we de nacht hadden doorgebracht op de bladeren en ’t mos, door met lichtstralen uit zaklantaarns tussen de takken door te zigzaggen. ’n Figuur maakte zich los en kwam in onze richting. ’t Was ’n politieagente — compleet met eierdopje en onflatteuze pantalon. (Wie zei d’r ook al weer dat dromen over verborgen wensen gaan?)
“Sorry jongens.” zei ze (ze ging op haar hurken). “Herkennen jullie dit?” Ze liet ’n spijkerbroek zien. Brrrr bevoelde ’t kledingstuk.
“Zo.” zeidie, onder de indruk. “Is dat ‘n…?” Hij keek de politieagente aan.
“’n Echte.” bevestigde ze. “Ze zitten sinds kort ook in Arnhem.”
“Eerlijk?” zei Brrrr. “Eindelijk. Waar?” ’t Gesprek dreigde uit te draaien op mode en kleding.
“Jongens.” onderbrak ik daarom. “We moeten ’n moord oplossen.” De politieagente veerde omhoog en scheen met d’r zaklamp in m’n gezicht.
“Wat weet jij van ’n moord?” zei ze.
[Ik kan me niet heugen ooit zo blij te zijn geweest dat ik wakker werd. En dat we gewoon in bed lagen. En d’r geen uniform voor me gehurkt stond. Geen vrouwelijke, althans.]
Geef een reactie op peer Reactie annuleren