|
’t Was ’n vraag die bij me opdook met de regelmaat van ’n recidiverende aambei. Dit keer, in de patisserie, trok ik de stoute schoenen aan — ik wilde antwoorden.
“Pardon dames,” zo begon ik, “mag ik u ’n brutale vraag stellen?” De beide winkelbediendes keken me vriendelijk zwijgend aan. Ik zag dat als ’n aanmoediging.
“Waarop trakteert u eigenlijk wanneer u jarig bent?” was m’n vraag. “Ik neem tenminste aan dat ’t gebak uw neus uitkomt.” De vraag en de ingesloten veronderstelling zetten de dames aan ’t denken.
“Eigenlijk hebben we altijd vrij, als we jarig zijn.” prakkeseerde de blondste. De andere wist wel wat.
“Saucijzenbroodjes!” jubelde ze. Ze stootte de blondste aan. “Wanneer meneer en mevrouw jarig zijn trakteren ze altijd op saucijzenbroodjes. Dat weet je toch wel?”
“O ja.” knikte de blondste. “Saucijzenbroodjes.”
[En weer was d’r ’n mysterie opgehelderd. ’t Mysterie van de traktaties in de banketbakkerij. ’t Leven wordt stilaan en beetje bij beetje steeds overzichtelijker.]
Plaats een reactie