Ik zong.
Ik zing wel vaker en mijn collega’s kijken er niet eens meer van op. Maar dat een man in de wachtruimte reageerde, was nieuw.
“Je zou je moeten opgeven voor Idols.” zei de man. Hij kreeg meteen mijn volle aandacht.
“O ja?” zwolg ik. Ik had zelf ook altijd al gevonden dat mijn vocale kwaliteiten niet verkeerd waren.
“Ja.” zei de man. “En dan maak je een plaatje en dat draaien ze op de radio.” Ik vond de man steeds aardiger worden. Hij zei wat ik ook altijd had gedacht. Ergens wist ik dat ik op het podium thuishoorde.
Maar met “Die kun je tenminste uitzetten.” stak ie onverwacht zijn mes in mijn rug. Hij sloeg van plezier op zijn knie.
[Ik voelde de levensgrote grijns op mijn gezicht verstarren. Met moeite perste ik er een beleefd lachje uit. En toen moest ik ineens weer aan het werk.]
Plaats een reactie