Het was koud in huis.
“Tot hoever heeft u ’m bijgevuld?” vroeg de vrouw van de ketel.
“Gewoon.” zei ik. “Tot twee, tweeënhalf.” Ik hoorde de vrouw van de ketel onzichtbaar hoofdschudden aan de andere kant van de lijn.
“Maar meneer.” zei ze, “’t Mag maar tot anderhalf.”
“O jee.” zei ik. “En nu?”
“Nu moet u ’n nieuwe veiligheidsklep.” zei de vrouw van de ketel.
[Ik had de druk te hoog opgevoerd en zal nou voor de gevolgen moeten opdraaien. Vroeger zou dat nog spannend hebben geklonken.]
Plaats een reactie