|
Ik wist niet wat ik deed. Ik dacht een onschuldig spel te spelen. Een beetje plagen, dacht ik, een beetje uitdagen. Geen moment heb ik eraan gedacht dat Wim er serieus op in zou gaan.
Toen ik kort later met Wubbie – de onwaarschijnlijk genaamde – wandelde, vertelde deze onwetende over zijn jarenlange relatie met mijn prooi. Hoe gelukkig hij was met zijn Wim. Woorden steigerden achter mijn zwijgen.
Met kracht dwong ik het onnoembare meer nog dan mezelf in het gareel. Klanken die verhaalden van de spanning - het vuur - de hitte. De zindering wanneer de lippen elkaar bijna, bijna beroerden.
Want er gebeurde niks ontoelaatbaars. Het zingenot wist zich getemd door de verbeelding. De bevrijding was echter een kwestie van tijd. Afwachten. Mijn prooi was immers mijn jager geworden.
Er was – door mijn toedoen – een bom gelegd onder een droomrelatie.
[Toen ik wakker werd moest ik spugen. Wellicht dat het toch niet alleen door de goedkope rosé kwam.]
Plaats een reactie