|
Toen de trein het bestemmingsstation inreed, liep ik vast richting uitgang.
Om op het balkon te komen, moest ik door een coupé, waar een jongen met een baseball-pet en een meisje half over een bank heen lagen. Ze waren vrolijk. Dat mocht ook wel, want ze waren jong en hip.
“Weet je,” zei het meisje tegen het petje, “Ik zal je eens zo zuigen dat je nooit meer een jongen hoeft.”
Het petje grinnikte en scheen zich onbewust van het feit dat ik net op dat moment langsliep. Hij pakte hun spullen en het meisje en het petje liepen achter mij aan.
Toen ik de deuren opende zei het meisje: “We gaan rennen, dan halen we de bus nog.” Ze sprong voor mij langs, het perron op. De jongen kwam achter haar aan en knipoogde naar me bij het passeren.
Toen ze uit het zicht verdwenen voelde ik me oud.
[De smaak van de wraak dat zij ooit ook eens ongemakkelijk zullen zijn in confrontatie met een volgende generatie smaakte zoet. Nou ja – eigenlijk bitter. Ik moet mezelf niks wijs maken.]
Plaats een reactie