Pim – je kent Pim toch wel? Hij is onze jongste kat en de enige van een erkend merk: hij is een Noorse Boskat. Bij z’n geboorte bleek ie een krom tongetje te hebben. Net een kurkentrekkertje. Daardoor kon ie slecht bij z’n moeder drinken en bleef ie sterk achter in de groei. Hij is nu maar half zo groot als ie eigenlijk had moeten zijn. Maar dat wist je, toch? Ik heb het over niks anders.
Volgens de handboeken zijn Noorse boskatten dolgraag buiten, al kunnen ze ook best wel binnen blijven. Pim heeft dat eerste stukje niet gelezen. Hij taalt er niet naar om een flinke wandeling door het bos te maken. Hij wil eigenlijk maar één ding: bij ons in de buurt zijn.
Natuurlijk is dat lief. En we houden ook heel erg van Pim. Maar af en toe moet ie gewoon es iets voor zichzelf gaan doen. Een boom inklimmen, of zo. Want wij hebben ook onze eigen beslommeringen. En dan kan zo’n kleine uk die constant om je benen draait en op zijn achterste pootjes gaat staan om een aai te krijgen knap lastig zijn.
“Opzij Pim!” roepen we wanneer we weer es bijna gestruikeld zijn over zijn continu spinnende kronkellijfje. Hij hoort ons geroep en bespeurt een aanmoediging om nog beter zijn best te doen om onze benen heen te slalommen.
Er gebeuren nog es ongelukken.
[Natuurlijk zou Pim ook overweg moeten kunnen met de andere poezenbeesten. De handboeken zeggen dat Noorse Boskatten geweldig sociaal zijn – ook naar andere katten. Maar dat stukje heeft Pim ook niet gelezen. Andere katten vindt ie sowieso veel te klef.]
Geef een reactie op linette Reactie annuleren