Dodenherdenking 2005. De stoet heeft zich verzameld rond het monument op het Kerkplein. Twee minuten hebben de mensen geen geluid gemaakt. Nu kunnen er bloemen worden gelegd. Voor ons staan een man en een vrouw. Ze zijn oud genoeg om in elk geval een staartje van de oorlog te hebben meegemaakt. Hij is grijs, zij rood-bruin geverfd. Ze heeft een bosje chrysanten in haar handen geklemd.
“De joodse gemeenschap zal nu een krans leggen.” zegt de omroeper. Er vallen enkele regendruppels.
“Wie?” vraagt de vrouw.
“De joden.” zegt de man.
“Mmm.” reageert de vrouw. Schijnbaar onbewogen kijken ze naar het eerbetoon.
“Vervolgens zullen bloemen worden neergelegd door het COC.” zegt de omroeper.
“Homo’s.” zegt de man.
“Tss.” zegt de vrouw. Bijna onmerkbaar schudden ze hun hoofd. Het begint langzaam harder te regenen.
“Namens de Koerdische Vereniging zal een krans worden gelegd.”
“Ze mogen blij zijn dat ze hier mogen wezen.” vindt de man. Dat vindt de vrouw ook. Instemmend knikt ze. Paraplu’s worden opgestoken.
“Als er onder de aanwezigen mensen zijn die ook bloemen willen leggen, dan kan dat nu.” verklaart de omroeper.
De man geeft de vrouw een duw.
“Schiet op.” zegt hij.
[Terwijl de hemel openscheurt lopen de man en de vrouw schielijk naar het monument. De vrouw legt er het bosje chrysanten neer. Ze draaien om en lopen weg. De regen valt op het plein. Mijn ogen zijn vochtig.]
Geef een reactie op rozebeer Reactie annuleren