Dat iedereen in de buurtsuper zo opgewekt keek, viel me meteen op. Het zouden de omstandigheden zijn, dacht ik nog. Je weet wel – het mooie weer, de ontspannen sfeer. Zomer, zeg maar.
Maar bij de kassa werd het eng.
De man voor me gaf spontaan een stuiver aan een ander om zijn boodschappen gepast te kunnen betalen. En de vrouw achter mij stopte het jongetje dat een dubbeltje tekort kwam voor zijn croissant het ontbrekende geldstuk toe.
“Alsjeblieft” en “Dankjewel” vlogen rond als dikke vliegen door een vooroorlogse slager. En iedereen glimlachte dat het een aard had – de kassajongen incluis.
Je zou bijna geloven dat er iets bovennatuurlijks aan de gang was.
De buurman van de buurtsuper bezemde zijn stoepje toen ik uit de winkel kwam. Hij veegde blad van de vorige herfst weg.
Ik zei hem gedag.
“Ach, rot op.” zei hij.
Zo kan het dus ook, dacht ik tevreden.
Geef een reactie op René Reactie annuleren