Zo moet je het je voorstellen: wij stonden aan de ene kant van de voetgangersoversteekplaats, Lief en ik – en een jongen die nog te jong was om op te letten, wat ik dus niet deed. Ik zag alleen die andere man, aan de andere kant, die niets aan zijn ouderdom kon doen, maar des te meer aan zijn verzorging.
Hij was grauw en smoezelig en ongeschoren en vaal. Ik stootte Lief aan.
“Zie je die man, daar aan de overkant?” vroeg ik. Lief hield zich stil, omdat hij beter weet dan ik wat je moet laten in het openbaar.
“Echt een Vieze Man.” ging ik toch door. Ik kneep mijn ogen een beetje toe voordat ik hem na ging doen.
“Ik zal je pakken!” zei ik, extra hard.
De jongen die te jong was stak ineens geschrokken over, terwijl het licht nog op rood stond.
“Dat bedoel ik.” zei Lief.
Plaats een reactie