De Jongen met de Aktetas deed net of hij niet wist dat hij was voorgedrongen. Normaal had ik wel iets stekeligs gezegd, maar ik was mild gestemd en had de tijd. Laat hem maar, dacht ik, Ik kom er zo ook wel en schikte me in de lagere positie in de kassarij. De Jongen met de Aktetas had nog meer haast gekregen: hij schatte denkelijk in dat de andere rij naast de onze korter was en wisselde. Ik schoof mijn karretje iets naar voren, in de wetenschap dat ik hem waarschijnlijk had moeten volgen, als ik slim was geweest. Maar ik was mild gestemd en had de tijd.
Hé, dacht ik toen ik moest afrekenen en zag dat de Jongen met de Aktetas nauwelijks was opgeschoten, Ik ben sneller.
Een ongepast en merkwaardig gevoel van tevredenheid daalde neer.
[Toen ik de Jongen met de Aktetas gedag knikte was alles volmaakt.]
Plaats een reactie