|
We waren heerlijk vroeg op.
“Laten we ’n lange wandeling gaan maken. ’t Park ligt d’r prachtig bij, we gaan de gansjes voeren, pakken ’n stukje binnenstad mee en lopen dan langs de Witte Villa de Hartjesberg af naar huis.” zeiden we. Dus trokken we stevige wandelschoenen aan, bonden de snowsteps onder, wikkelden ons in ’n warme jas met das en handschoenen en begonnen aan de tocht.
“Laten we maar op ’t fietspad lopen.” zeiden we niet ver van huis. “Daar ligt minder sneeuw.”
“Uitkijken.” zeiden we bij ’t oversteken van de singel. “’t Is hier spekglad.”
“Jammer dat alles dicht is.” zeiden we in de binnenstad. “Ik had wel iets gelust.” We keken mekaar aan.
“Zullen we maar rechtstreeks naar huis gaan?”
[“We gaan d’r niet meer uit.” zeiden we even later behaaglijk en warm.]
Plaats een reactie