Ik had niet goed nagedacht voor ik wat zei.
Op de bankjes voor me zat een stel kinderen, maar ze zaten eigenlijk niet, want ze stonden en sprongen, duwden en trokken, joelden en gilden. Ze maakten daarbij vrijelijk gebruik van het gangpad, waarbij ze een aantal keren de jongen die tegenover me zat aanduwden. Die reageerde niet maar bleef stoïcijns doorluisteren naar de muziek in zijn oordopjes. Ik bewonderde hem ervoor.
“Kan het niet wat rustiger?” hoorde ik mezelf zeggen nadat er weer een meisje door mijn merg heen gilde. Ik hoefde niet eens te wachten op de voorzienbare reactie.
“Jongens, we moet wat rustiger doen.” hoorde ik een stem die ik meteen al treiterig vond. “Meneer vindt ons te druk. Daar kan hij niet tegen.” Het volgende gejoel overstelpte mijn weerstand.
[Ik keek de rest van de reis uit het raam. Gelukkig hoefden we niet meer heel erg ver.]
Plaats een reactie