Met een druk op de spatiebalk presenteerde de man de kaart van Duitsland op het scherm achter zich.
“En zo proberen wij zoveel mogelijk Duitsers naar Nederland te laten komen.” betoogde de spreker. Ik boog naar mijn buurman.
“Dat was in 1940 anders niet zo’n succes.” grapte ik. Mijn buurman lachte niet. De spreker duwde weer op de spatiebalk. Eén voor één kwamen de contouren van andere landen tevoorschijn.
“Polen, Oostenrijk, Tsjechië.” noemde de man. “Daar zijn onze kantoren.” Ik leunde weer opzij.
“Gunst,” fluisterde ik, “Het lijkt wel één Rijk.” Het bleef stil naast me.
“Dankuwel voor uw verhaal.” applaudiseerde de gastheer van de dag. Hierna haalde hij een papiertje tevoorschijn en richtte zich tot de toehoorders.
“En dan nu over de bezetting van volgende week.” begon hij.
“Jeetje,” giechelde ik, “volgende week al.” Mijn buurman draaide z’n hoofd. Hij keek me strak aan.
“Je had zeventig jaar eerder moeten leven.” snerpte hij.
[Ik reageerde maar niet. Met zo’n zuurpruim win je ook geen oorlog.]
Plaats een reactie