Het leek een doodgewone ochtend, die ochtend.
Het was stil – geen mens te bekennen; de gordijnen overal gesloten. Het stilde en rustte er dwars doorheen. Ik glimlachte, zoals ik soms glimlach wanneer er niemand kijkt.
Het was een mooie ochtend, die ochtend.
De lucht was kraakhelder en beloofde een fraaie dag. Ik haalde mijn fiets van het slot en duwde hem de voortuin uit. Op straat zwaaide ik mijn rechterbeen over het zadel en reed weg, omhoog, naar het station.
Een donkere schim scheerde plots langs mijn hoofd – ik voelde de lucht bewegen en een hint van veren. In een reflex draaide ik mijn hoofd en zag dat ik bijna was aangevlogen door een ekster. Het dier vluchtte krassend weg.
“De vogel kwam van links.” mompelde ik.
[De vogel kwam van links – het duurde nog even voor ik doorhad hoe geniaal mijn respons was geweest. Wat ik al zei: het was ’n schitterende ochtend.]
Plaats een reactie