|
Door ’n nooitgekende kracht werd ik op de knieën gedwongen voor ’n huilend jongetje, even voorbij Hans en Grietje. Nu liepen we door ’t sprookjesbos, op zoek naar z’n juf — tot duidelijk misnoegen van Brrrr.
“Jullie horen hier niet.” had ie al eerder kinderen toegebeten die ‘m in de weg liepen. Meestal renden ze dan geschrokken voor bescherming naar hun begeleiding.
En uitgerekend hij liep nu, dankzij mij, te zoeken naar de juffrouw van ’n vreemd kind. De jongen was al snel aan ons gezelschap gewend: z’n tranen waren gedroogd en hij rende van sprookje naar sprookje.
“Dat heb je mooi voor mekaar.” zei Brrrr buiten gehoorsafstand van ’t kind. “Wat moeten we daar nu weer mee?” Ik hoefde geen antwoord te verzinnen, want ’t jongetje had tussen de talloze bezoekers ineens z’n juf herkend. Hij rende opgetogen op d’r af.
“We hebben ’t halve park met ‘m doorgesjouwd.” moest Brrrr kwijt. “Ik zou ‘m maar beter in de gaten houden, als ik u was.”
De juf gaf geen antwoord. In plaats daarvan pakte ze ’n leren tuigje waar ze ’t kind in hees.
[“Zag je dat?” stamelde Brrrr wat later en verderop. “’n Kind aan ’n riempje!” Ik kon aan z’n stemtoon niet bepalen of ie verontwaardigd was of blij verrast.]
Plaats een reactie