De vrouw in de bus leek vrij normaal en beschaafd. Dat nam niet weg dat ze zich vreselijk opwond.
“Dat supersnelrecht,” vatte ze de koe maar meteen bij de horens, “da’s toch je reinste klassenjustitie.” Dat wist ik nog niet. De vrouw wilde het graag uitleggen – haar ogen spuwden alvast vuur.
“Mijn man,” zei ze, pinnend met haar wijsvinger, “wacht al anderhalf jaar voordat hij voor moet komen en deze lamzakken weten al binnen drie dagen waar ze aan toe zijn.” Haar ogen vernauwden zich alsof ze een prooi bespiedden.
[Daar zat wat in, besloot ik. Het is allemaal niet eerlijk. En alleen zij zag dat.]
Plaats een reactie