Klaterlachend, zoals alleen zij dat kunnen, stapte een forse Surinaamse vrouw uit de geparkeerde auto voor de stationsingang. Aan de bestuurderszijde stapte de evenzo Surinaamse chauffeur uit. Hij knipoogde naar me.
“Ze heeft schik.” verklaarde hij met een vette glimlach. Ik knikte.
“Dat zie ik.” zei ik. De vrouw gierde zich een weg naar binnen. De man richtte zich tot mij.
“Ik heb haar iets gezegd wat haar vrolijk maakt.” zei hij. Hij grijnsde zijn tanden bloot.
“Een goed begin van de dag.” vond ik. Nu lachte de man zo mogelijk nog breder.
“Zo is dat.” zei hij. Na nog een knipoog snelde hij de vrouw achterna.
[Ik wou dat er iemand iets tegen mij wist te zeggen waarvan ik zo vreselijk vrolijk werd.]
Plaats een reactie