|
De laatste keer dat ik contact had met Wols, zat ie nog in Ethiopië. ’t Was dus best bijzonder dat ik ’m zomaar tegen ’t lijf liep in de straat waar m’n moeder woont.
“Ik had je al van ver herkend.” zeidie. Ik glimlachte. Tot ie ’t toelichtte met: “Aan je loopje.”
Aan m’n loopje. Potverdrie, wat bedoelde die jongen daar nou weer mee. Vreemd genoeg was ik te verbouwereerd om ’m d’r meteen naar te vragen. Dat deed ik dus later, per mail, toen Wols weer was afgereisd naar, ach ja, Papoea Nieuw-Guinea. Enkele dagen later kreeg ik antwoord.
“Jouw loopje is sportief, maar allesbehalve macho, een onmogelijke en toch mooie combinatie van staccato en gratie, van onhandig en ballet, van Charlie Chaplin en iets nichterigs. En, om in deze tegenstellingstaal te blijven: je loopje is onbeschrijfelijk en toch herkenbaar.” schreef ie.
Ik moet nog besluiten of ik beledigd ben.
[Ach, natuurlijk ben ik dat niet. Iemand die m’n karakteristieke beweging zo mooi beschrijft kan me niet echt krenken.]
Plaats een reactie