|
’n Man en ’n vrouw zaten op ’n bankje op ’t perron.
De man zat rechts en keek naar rechts. De vrouw zat links en keek naar links. ’n Jongen met ’n krant kwam tussen hen in zitten. Hij ging, voorovergebogen, z’n krant lezen. Met ’n beetje fantasie leek ’t drietal op ’n kaststel.
De trein kwam aan.
De jongen vouwde z’n krant dicht en stond op. De man pakte de twee koffers die naast hem stonden en kwam overeind. Hij gaf ’n valies aan de vrouw die ook opkwam. Ze pakte de handgreep beet.
Samen liepen ze naar de trein.
[’t Had iets triests, dit gezwegen samenzijn. Aan de andere kant was dat misschien ’n ingekleurd idee van mij en waren de beidjes gewoon heel erg vertrouwd. Nah.]
Plaats een reactie