“Och, wat vreselijk!” vond ik. Ik was oprecht. M. waardeerde mijn medeleven.
“Zeg dat wel.” zei ze. “De opvliegers, de rode vlekken in de hals, de opspelende hormonen – het is verschrikkelijk, gewoon.”
Met een zucht benadrukte ze nog eens haar ellende.
“Nee,” wimpelde ik, “dat bedoel ik niet. Jij bent de eerste die ik ken van mijn generatie die in de overgang is gekomen.”
Vol afschuw draaide ik me van haar af.
“Ik word oud.” zag ik in.
[Dat mensen om me heen zo nodig moeten aftakelen, moeten ze zelf weten. Maar kunnen ze dat niet ergens anders doen?]
Geef een reactie op Anne Reactie annuleren