Ik droeg mijn groene overhemd met ruches.
“Hé Adriaan.” riep een collega bij de balie. “Kun je even komen?”
Adriaan? mompelde ik. Hoe komt ze daar nou weer bij?
“Wat is er?” vroeg ik. Ze wees op haar bureaublad. Daar liep een wants met gifgroene dekvleugels. Het insect trippelde enthousiast op me af.
“Het ziet jou volgens mij als een soortgenoot.” zei de collega. “Alleen dan wat groter.” De minuscule pootjes droegen het beestje steeds sneller in mijn richting.
“Volgens mij wil ie met me paren.” vreesde. Voorzichtig deed ik een stap achteruit.
[Toen het kleine groene gevaarte aan de rand van de balie was, schoot de collega het met duim en wijsvinger weg. “Jij bent geen boeddhiste.” constateerde ik. “Nee.” zei ze tevreden.]
Plaats een reactie