Vanuit de op het talud stilstaande trein had ik een prima inkijk in het tegenoverliggende appartement op de bovenverdieping.
Ik zag een man een vrouw, allebei jong en gekleed voor een feestelijke gelegenheid, van de ene naar de andere kant van de kamer lopen. Hij riep iets tegen haar en zij rende naar een kast of een tafel. Ze zochten iets maar konden het niet vinden.
Dan ineens was het er. De man hield een vel papier triomfantelijk boven zijn hoofd. De vrouw rende in zijn armen. Hij zoende haar en speelde met zijn vingers door heur dansende haar. Dan spoedden ze zich door een deur en verdwenen uit het zicht.
Voor even maar. Want een verdieping lager ging de deur open en liep het stel naar buiten. Hij ontsloot de fiets die er tegen de muur was gezet en zwaaide zijn been over het zadel. Terwijl hij zich afzette sprong de vrouw op de bagagedrager.
In mijn hoofd hoorde ik Toots Thielemans.
[Wat een naar idee, dacht ik terwijl ik haar nakeek, dat ze binnenkort een pruik moet dragen.]
Plaats een reactie