Daar stond ik dan, in de vroege ochtend, voor de gesloten deuren van mijn werk. Ik was de sleutelkaart vergeten en dat is onhandig wanneer je de eerst aanwezige bent.
Er was al enige bedrijvigheid op straat. Een fietser reed van links naar rechts. Een auto kwam langszij. Een wandelaar liep me voorbij.
Hij was gekleed in een blauwe overall en keurde me verder geen blik waardig. Hij liep zo’n vijftig meter verder en ging daar staan, net om een hoekje. Alleen wanneer ik twee stappen naar voren zette, kon ik hem zien.
De opgaande zon bescheen m’n gezicht, maar de voeten bleven ijzig. Alleen al daarom moest ik zo nu en dan wel even bewegen. En alleen al daarom zag ik zo nu en dan die man, in z’n blauwe overall, zo’n vijftig meter van me vandaan, stoïcijns voor zich uitkijkend.
Een zwart busje stopte, half zichtbaar, op het kruispunt. Na een paar tellen reed het weer verder. Ik vroeg me af of ie de man in z’n blauwe overall had meegenomen. Ik deed twee stappen naar voren: de man was inderdaad weg.
[Zo, besloot ik tevreden, mijn wachttijd was welbesteed. En de dag goed begonnen. Nu nog zien binnen te komen.]
Plaats een reactie