|
“Maar hij rijdt zo hard.”
Brrrr was d’r niks gerust op dat ik, zonder hem, naar België zou afreizen, gisteren. In de auto van Broer, bovenal, voor wie tweehonderd kilometer per uur de minimumsnelheid lijkt.
“Er hoeft maar iets te gebeuren en ik blijf alleen achter.” Hij maakte zich echt zorgen.
“Kom, kom.” was mijn manier zijn beklemming weg te nemen. “Jij kan straks ook een ongeluk krijgen als je een kruising oversteekt.” Het hielp niet echt.
[Dat ik daarna vertelde dat katten vaak gaan slapen bij mensen die ten dode zijn opgeschreven, toen Pimmetje op mijn knie ging liggen, was misschien ook niet zo handig.]
Geef een reactie op Jean d’ A. Reactie annuleren