“Heeft u een houder voor mijn navigatie?” vroeg ik in de winkel. “Voor op de fiets.” voegde ik eraan toe toen ik de winkeljongen naar de auto-afdeling zag lopen. Hij hield zijn pas in. Langzaam keerde hij om.
“Voor op de fiets?” betoonde hij staccato. Hij keek me verwonderd aan. Ik wist genoeg.
“Laat maar. Bedankt.” antwoordde ik om te kunnen vertrekken.
“Voor op de fiets?” hakkelde de jongen nog es achter mijn rug. Zijn ongeloof had iets vertederends, bedacht ik. Het was zowel groots als oprecht.
[Ik postuleerde dat een collega hem straks bemoedigend zou toespreken om hem dan voorzichtig naar een klein kamertje te leiden waar hij weer langzaam tot zichzelf zou kunnen komen.]
Plaats een reactie