|
Begrijp wel: het was nog vroeg. Ik vind half zes in de ochtend tenminste tamelijk vroeg, wanneer het op brood smeren aankomt. Door slaperigheid kan d’r dan van alles misgaan.
Hoe dan ook — ik maakte op dat ontijdige uur twee dubbele boterhammen: één met worst en één met pindakaas. Ik houd van pindakaas. En van worst. De beide bammetjes gingen daarna samen in een zakje mee naar het werk.
Dat de worst daardoor een beetje naar pindakaas smaakt, och, dat nam ik voor lief. Een soort van intra-zakkelijke kruisbestuiving, zeg maar. Dacht ik. Tot ik ontdekte dat ik de belegde sneetjes die ochtend op mekaar had gelegd en dus een pindakaas-worst-bammetje aan het oppeuzelen was.
Ik voelde me een culinaire Flemming.
[In mijn zakje zaten nu wel twee droge sneetjes. Maar dat probleem was van een heel andere orde.]
Plaats een reactie