|
Er was niemand die me zag en mijn neus had me dringend nodig.
Onbespied ging mijn wijsvinger erin om de voelbare brokjes te bergen. Geen bijster beschaafde bezigheid misschien, maar – ik zei het al – d’r was niemand die me het zag doen en het moest gebeuren.
Het schoonschrapen van de conchae gaf voldoening. Ik meen dat ik zelfs tevreden begon te glimlachen toen ik het resultaat van mijn gepeuter naar buiten sleepte en bekeek.
Tot ik de jonge vrouw zag, even verderop. Ze zat op een stoel, zomaar, en had mijn onfatsoen met zichtbare afschuw bekeken.
Van de weeromstuit besloot ik dit te negeren. Net als de veroverde slijmrestanten onder mijn nagel, trouwens. Nog een hele tijd heb ik onschuldig voor me uit zitten staren, de bewuste vinger een tikkeltje van me afwijzend. Alsof ik keurig netjes thee dronk. Tegelijk voelde ik dat mijn neus nog lang niet klaar was.
[Een natuurlijke aandrang kan onweerstaanbaar zijn. Maar ik wist me er tegen te verzetten. Soms ben ik best netjes.]
Plaats een reactie