|
Het waren gewoon, excusez le mot, takkewijven.
De ene stond om te beginnen in de open deur van de trein te wachten tot haar vriendin een kaartje uit de automaat had gepind. Het vertreksignaal had al enkele keren getrokken, maar daar trokken ze zich niks van aan.
En toen we dan eindelijk weggingen terroriseerden ze de rest van de reizigers door luidkeels in hun mobieltjes te toeteren.
De halte erop moesten ze d’ruit. En daarbij bleven ze zo lang bij de uitgang treuzelen dat de man op het perron, die de trein in wilde, beleefd vroeg of ie er misschien door mocht. Dat schoot in het verkeerde keelgat.
“Vuile klootzak!” keefde de ene van de twee, terwijl ze de telefoon liet zakken. De man schoot haastig door de ontstane ruimte de coupé in.
“Hufter!” voegde de tweede van de twee eraan toe. “Een hele vent, hè!”
De geschrokken man deed alsof ie niks hoorde. Terwijl hij een zitplaats zocht bleven de vrouwen hem aan de buitenkant van de trein volgen en de meest vreselijke dingen toewensen. Pas toen de trein zich weer in beweging zette keerde de rust terug.
[Ooit krijgen de twee vrouwen misschien kinderen. Of ze hebben ze al. Soms biedt de natuur een gruwelijk vooruitzicht.]
Geef een reactie op Anne Reactie annuleren