|
“Jou moet ik hebben!”
Vingerwijzend liet collega L er geen twijfel over bestaan dat ze mij bedoelde. Ik raakte beduusd – was me van geen kwaad bewust.
“Mij? Hoezo?”
“Jij zingt altijd!” klonk de beschuldiging. Ik wist onmiddellijk dat ik me hiertegen niet kon verweren. Het was eenvoudigweg waar: ik zing altijd. Nou ja – vaak.
“Gisteren zong je dat lied van Willeke Alberti – kom, hoe heet het…” vervolgde het requisitoir.
“‘Morgen Ben Ik De Bruid‘?” waagde ik.
“Ja! Dat!” een triomfantelijke grijns verscheen op het gezicht van de aanklager. “Ik heb het verdomme de hele vergadering in mijn kop gehad!”
[“Maar ga vooral ermee door.” luidde het vonnis. Ik haalde opgelucht adem. En zette ‘Marmor, Stein und Eisen Bricht‘ in. Tenslotte was er zo dadelijk weer een bespreking.]
Plaats een reactie