|
“Kijk, daar loopt F.” stootte Brrrr me aan.
F had vier jaar geleden, samen met zijn vrouw M, een kort geding tegen ons aangespannen. Maar goed, dat weet je misschien nog wel. Anders moet je het maar nalezen.
Van die periode zijn twee dingen belangrijk om te weten: ten eerste dat we – door F – de duisterste tijd van ons leven meemaakten en ten tweede dat we de rechtzaak hebben gewonnen.
Ik keek. F had lang, grijs haar gekregen. Zijn gezicht was grauw en zijn kleren – die nooit erg uitbundig waren – zagen er vaal en versleten uit. Hij zag ons niet – of deed er erg zijn best voor.
“Jemig, wat is die oud geworden!” riep ik uit terwijl we F passeerden.
“Zou ie me gehoord hebben?” vroeg ik Brrrr even verder.
“Ik denk het wel.” zei hij.
“Mooi.” stelde ik tevreden.
[Genoegen stellen in het ongeluk van een ander is zo’n onbeschaafde karaktertrek. Ik verbood me dan ook er te lang van te genieten. Nog een dagje of zo.]
Plaats een reactie