|
Dit zijn harde tijden voor mij.
Met het stijgen van de temperatuur verschijnt steeds meer vlees in het straatbeeld – een aanmerkelijk deel daarvan niet onappetijtelijk. Ik word slachtoffer van Begeerte en Lust.
Als ik een tuin passeer, die net wordt aangelegd of onderhouden en de tuinjongen ontdoet zich bezweet en vermoeid van zijn singletje, waarna hij zich nog even uitrekt en met het lapje stof zijn lijf afveegt, dreig ik net iets te lang te blijven staren.
Of de mannen die een huis bouwen en de steiger te heet vinden om hun kleren aan te houden: ik verrek mijn nek zowat om een glimp op te vangen.
Dan zwijg ik nog van alle andere naaktheid waarmee mijn kuisheid zwaar wordt beproefd. Het plegen van een seksueel vergrijp lijkt ineens het overwegen waard.
Ik word hebberig van de zomer. En jaloers. Ontuchtig en zondig.
Mijn fantasie overtreedt in één enkel moment alle mij bekende en nog onbekende geboden. De heiligmakende genade dreig ik te verliezen, het hellevuur wordt voor mij alvast wat opgepookt – en dat meerdere keren op een dag. Toch blijf ik sterk; ik zal niet zwichten voor de verleiding.
[Ooit zal het wel stoppen. Nog hooguit tachtig zomers en het zal gedaan zijn. Denk ik. Hoop ik.]
Plaats een reactie