Het was eng. Spookachtig. Verwarrend.
Ik was mijn worst aan het klaarmaken (deze zin geeft gegarandeerd extra veel lezertjes; voor hen: welkom) toen op de radio het dieptepunt van de Nederlandse muziekcultuur werd gedraaid: de Vogeltjesdans.
Een ogenblik overwoog ik om een andere zender te kiezen, maar mijn worst was zo lekker heet (nog zo’n trekker), dat ik ‘m niet alleen wilde laten.
Toen gebeurde het. De vogels begonnen mee te zingen.
Nee, ik heb het niet over de geluidjes die met het liedje zijn meegeproduceerd – ik bedoel de echte vogels. Je weet wel, die in bomen leven, daar nesten bouwen en zich verder niks van ons mensen aantrekken. Die.
Kwetteren, tsjilpen, fluiten. Op de maat van de Electronica’s.
Even vergat ik mijn strakke worst (hoppa, drie keer is scheepsrecht) en luisterde ik naar het bovennatuurlijke fenomeen.
Aan het eind van het, euh, liedje zwegen de vogels weer. Als bij toverslag.
Heus waar. Heb ik meegemaakt.
[Wat denk je: zou ik Char moeten inroepen?]
Plaats een reactie