|
Drie tweederangs Tokkies kwamen in de eerste klas. Echte Tokkies gaan namelijk niet met de trein, weet je.
Het waren een vrouw, een man en een, ik gok, dochter. Van de man of de vrouw, denk ik.
“Daar is geen plaats meer.” De man wees naar de tweede klas. “We gaan hier zitten.”
De dochter plofte in een stoel en ontdekte meteen de ontgrendeling van de rugleuning. Piepend ging ze naar voren en naar achteren.
“Kijk, ik schommel!” gierde ze.
“Je gedraagt je dit keer, is dat begrepen!” viel de vrouw uit – niet tegen de dochter, maar tegen de man. Die opende zijn mond, maar besloot niks te zeggen. In plaats daarvan ging hij zitten. De vrouw voelde in haar jas en haalde er een shagbuil uit. Toen keek ze om zich heen.
“Waarom zitten we niet-roken?” vroeg de vrouw.
“Omdat jij hier naar binnen wilde.” antwoordde de man. De vrouw stopte zuchtend de shagbuil terug.
“Waarom kan het raam niet open?” vroeg de dochter al schommelend.
“Omdat ie dicht zit.” zei de man. Hij klonk gelaten. De tijd van protest en wild leven lag lang achter hem, dat zag je zo – nee, dat hoorde je vooral.
De conducteur kwam eraan.
“Rustig blijven.” siste de man, “Ik regel dit wel.” De dochter stopte met schommelen. De vrouw deed haar armen over elkaar. De man pakte drie treinkaartjes.
“Dat zijn tweede klas-vervoerbewijzen.” zei de conducteur toen hij de biljetten kreeg aangereikt. “U moet ergens anders gaan zitten.”
“Echt waar?” zei de man. “Dan zullen we dat maar doen. Kom, jongens.” De drie stonden op en gingen uitgebreid hun spullen pakken. De conducteur liep de coupé door en verliet hem door de schuifdeur. Het drietal ging weer zitten.
“Zo.” zei de man. “Het ergste hebben we gehad.”
[Ik corrigeer: de man zat nog midden in een wild leven. Dat was misschien nog wel triester.]
Plaats een reactie