|
De straat is leeg, zo denk ik.
In de stilte van de vroege ochtend loop ik van het station naar mijn werk. Ik ben alleen, denk ik. Dan hoor ik voetstappen achter mij. Ik luister gespitst. Ik ben het niet zelf – het is een ander ritme. Klik. Klak.
Quasi-nonchalant bekijk ik de gebouwen aan weerszijden van de straat. Op die manier kan ik mijn hoofd enigszins draaien. Ik merk de figuur op die achter mij loopt. Het is een donkere gestalte. Ik kan geen details zien. Daarvoor zou ik me helemaal om moeten keren – en dat is nergens voor nodig. Stel dat het een gestoorde gek is, die aanstoot zou nemen aan mijn interesse in hem? Door om te kijken zou ik mijn leven in de waagschaal leggen. En daarvoor is het me te lief.
Dus vervolg ik mijn weg. Ik luister naar de geluiden van de persoon die op enige afstand van mij volgt. Klik. Klak.
Ik sla een hoek om – het geluid volgt mij. Ik krijg het benauwd.
Dan passeer ik een winkel. Uitgebreid ga ik de etalage bestuderen. Het klik-klak nadert mij.
In de ruit zie ik een figuur achter mij langs gaan. In de spiegeling zie ik hem passeren. Er gebeurt niks. Ik haal diep adem. Het gevaar is geweken.
Dan draai ik me om en wil verder lopen. Ik kijk de straat in waar de gestalte is ingegaan. De straat is leeg.
Leeg!
Verward kijk ik in de richting vanwaar ik ben gekomen: niets. Geen ziel.
Meermalen wendt ik mijn hoofd van links naar rechts en terug. Het moet er belachelijk uitzien.
Ik ben alleen.
[Met een zekere opluchting stap ik even later het kantoor binnen. Het is er veilig. Ik kan er bijkomen van de ervaren spanningen. Ik denk dat ik vandaag weinig doe.]
Geef een reactie op Flan Reactie annuleren