|
“Mooie hoed!” riep de vrouw tegen een andere vrouw, een eindje verderop op het perron.
Die andere vrouw, gekleed in omslagdoeken, met daaronder wandelschoenen, droeg een hoofddeksel in de stijl van Florence Nightingale. Ze draaide zich naar de eerste spreekster en toverde een glimlach op haar gezicht.
“Ja, mooi hè¨?” beaamde ze.
“Uit het buitenland?” vroeg de eerste weer. Zij was een liefhebster van paars. Haar overjas was paars, de kleding die eronder uitstak was paars. Alleen haar koffer, naast zich, was niet paars: dat was aubergine. Op haar neus droeg ze een reusachtige zonnebril.
“Nee,” zei de vrouw met de hoed, “Uit Zwolle.”
De dames zwegen een tijdje.
“Wat leuk, hè¨?” peilde de vrouw met de zonnebril.
“Wat?”
“Nou, dat wij als twee vrouwen elkaar complimentjes durven geven. Dat zie je nooit bij jongere vrouwen.”
Het hoedje peilde de zonnebril een ogenblik.
“Daar is dan ook sprake van concurrentie.” gispte ze.
[De trein reed voor. De dames gingen elk een andere coupé in. Jammer. Had ze vijf minuten vertraging gegeven en ik was voorzeker getuige geweest van een geestelijke slachting.]
Plaats een reactie