Slapen is geen geringe kunst: je moet er de hele dag voor wakker blijven.
Friedrich Nietzsche (1844-1900)
Op maandag en dinsdag zijn onze systemen op elkaar afgesteld. Er gaat dan één wekker – om half zes ’s ochtends. We verschonen, verkleden en vertrekken een klein uur later samen naar ons werk. Het zijn de mooiste ochtenden van de week.
Op woensdag wordt het al anders. Omdat Brrrr dan twee uur later hoeft te beginnen, kan hij ook nog es omdraaien terwijl ik worstel om het land van de wakenden te bereiken. Knarsetandend moet ik berusten in het feit dat zijn wekker pas zal gaan wanneer ik al lang en breed achter mijn bureau mijn tweede bakje espresso heb gedronken.
De kwelling bereikt het dieptepunt echter elke donderdag. Brrrr is dan vrij, terwijl mijn ochtendritueel zich ongehinderd voortzet. Voor dag en dauw klauter ik het bed uit, voer de katten en stap onder de douche. Ach, ik gaf mijn koninkrijk voor als ik ook had kunnen blijven liggen!
Aan het einde van die dag keert deze agonie zich echter tot euforie: met veel misplaatst genoegen herzet ik dan Brrrrs wekker naar het onmogelijke tijdstip van eerder die week. Want de volgende dag, de vrijdag, ben ik vrij en bij voorbaat geniet ik dan al van het reeds aangebroken weekeinde. En de mogelijkheid ongehinderd uit te slapen. Elk onrecht zal worden afgestraft!
[Maar dan is het vrijdag en gaat de wekker. ‘Lekker.’ denk ik, ‘Ik ga nog een paar uurtjes genieten.’
En terwijl Brrrr opstaat en zich klaarmaakt voor zijn laatste dag van de week, gaat het knagen. Wat moet ik daar, alleen, in dat bed? Ik verdring die tegennatuurlijke neiging en probeer nog even te draaien. Maar dan, als Brrrr vertrokken is, voelt het bed koud aan. En nutteloos.
Ik sta op, verzorg me en ga naar beneden. En wacht tot ie weer terug is.]
Plaats een reactie