Soms — heel soms — zijn er van die momenten van besef. Die momenten moet ik koesteren. En er van leren.
Zo realiseerde ik me opeens weer eens hoe rijk ik ben. Goed, ik wil nog altijd wel die miljoenen, zodat ik nooit meer hoef te werken. Maar waar heb ik het over, op de keeper beschouwd?
Het klopt: de wekker gaat om half zes en om zeven uur doe ik het licht aan op m’n werk. Maar vanavond ga ik naar huis en heb ik weekeinde. En het is pas donderdag!
En werk? Wat voor een werk? Ik tik een verhaaltje in achter een beeldscherm, ik praat wat met mensen, ik speur het internet af — het lijkt wel werkverschaffing. Ik heb nooit te maken gehad met kinderarbeid, niet in de mijnen hoeven te werken of op het land. Ik heb mijn lichaam niet versleten als stratenmaker of vuilnisman. Geen kapotte rug door te zwaar tillen, geen versleten knieën, niet kapot rond mijn veertigste.
Hooguit wat vierkante ogen, wanneer ik te lang achter mijn computer heb gezeten. Maar ook daartegen word ik beschermd, door het anti-rsi-programma dat ervoor moet waken dat ik niet teveel van mezelf verg en vooral erop let dat ik voldoende en tijdig pauze neem.
Nee, ik ben een gezegend mens. En soms besef ik dat. Zoals nu.
[Neemt niet weg, dat ik nog steeds aanspraak maak op die miljoenen. Ik moet mezelf niks wijs maken.]
Plaats een reactie